Door de burgeroorlog is Spanje ernstig verzwakt. Daarom blijft het in de Tweede Wereldoorlog neutraal. Franco staat Duitsland zelfs niet toe om door Spanje op te rukken naar het onder Brits bestuur staande Gibraltar, dat door zijn ligging aan de toegang tot de Middellandse Zee vanaf de Atlantische Oceaan van groot strategisch belang is. Spanje steunt Duitsland wel met materiaal en het stuurt in 1941 een legerdivisie naar het Oostfront (teruggehaald in ’43 toen duidelijk was dat de geallieerden aan de winnende hand waren).
Spanje steunt de nazi’s niet bij de vervolging van de Joden. Het kent op grote schaal de Spaanse nationaliteit toe aan Joodse vluchtelingen, vooral afkomstig uit Frankrijk, Hongarije, Griekenland, Bulgarije en Roemenië. Opmerkelijk voor een land waarin Joden vier eeuwen lang niet openlijk als Joden mochten leven. Daarnaast krijgen tienduizenden Joden doortocht naar Afrika en vooral Portugal, van waar ze in veel gevallen doorreizen naar de Verenigde Staten of Latijns-Amerika.
De Spaanse ambassadeur in Budapest, Ángel Sanz Briz, redt duizenden Hongaarse Joden door ze Spaanse papieren te geven, in gebouwen met Spaanse diplomatieke status te laten wonen en ze een beetje Spaans te laten leren, waardoor ze voor Spanjaarden kunnen doorgaan, althans tegenover mensen die geen Spaans kennen. Tegen het eind van de oorlog moet Sanz Briz uit Budapest vluchten. Een Italiaanse diplomaat, Giorgio Perlasca, die zelf onder Spaanse bescherming stond, maakt vervalste papieren waarmee hij de Hongaarse autoriteiten ervan overtuigt de nieuwe Spaanse ambassadeur te zijn. Hij zet het werk van Sanz Briz voort.