Op 28 juni 1924 wordt Bertus de Raaf geboren in een gezin van veenarbeiders in Emmer-Compascuum, vlakbij Emmen. Zijn ouders hebben een gemengd huwelijk, wat bijzonder is in die tijd. Vader Pieter is gereformeerd, Harmanna de Groot is hervormd. In het gezin van beider ouders en in de kerk zijn ze niet meer welkom. Het paar woont in een plaggenhut. Met hard werken en zuinig leven krijgen ze het voor elkaar een huis te kopen. Ze leven zonder elektriciteit en schoon water. Het paar krijgt vijf kinderen. Vader leest elke avond uit de bijbel voor.
Bertus en zijn broer Ab werken vanaf hun tiende jaar, na een paar jaar basisschool, hard mee. Ondertussen dromen ze van een ander leven. Ze maken zelf allerlei apparaten van afval.
In de oorlog is Ab betrokken bij sabotageacties en het vervalsen van identiteitsbewijzen. De wat jongere Bertus is ook, maar in mindere mate, actief. Wel duikt hij onder omdat hij niet voor de Duitsers wil werken. In de boerderij waar hij verblijft zijn wapens verstopt die door de geallieerden gedropt zijn. De bedoeling is hiermee te oefenen voor als het zover is. Zover komt het niet.
Bertus en zijn kameraden worden 2 juni 1944 opgepakt en via de gevangenis in Assen gaan zij naar kamp Amersfoort.
Bijna alle leden van de onderduikgroep worden ingedeeld voor transport. Waarom dat voor Bertus niet gebeurde, is niet bekend.
Eerste kampbrief, van 29 juni 1944
Lieve ouders, broers en zusters. Ben nog in goede gezondheid en wel thuis in het lager Amersfoort. Jullie hebben al een tijdje niks van mij gehoord hè? Nu, het gaat mij hier goed, het eten en drinken is hier goed. Verder moeten we een beetje werken hier.
Verder om 5 uur opstaan, 9 uur weer in bed. Ik werk bij een buitencommando. We trekken met een stelletje jongens ’s morgens zingend naar Amersfoort om daar te werken. (…)
Brief van juli 1944
(…) Half zeven appèl, dan naar het werk, wij lopen ongeveer 3 kwartier, nou dat valt nogal mee, we zingen natuurlijk als goede soldaten het hoogste lied met de kop omhoog, groet allen van mij en zelf gegroet van Bertus
Smokkelbrief uit een werkkamp, juli 1944
Beste ouders, broers en zusters,
Nog steeds in gezondheid en hoop van jullie hetzelfde. Heeft lang geduurd he voor het laatste bericht hè, we zijn hier nog steeds in het lager. Ik heb de hele week buitengewerkt. De andere brieven liggen nog steeds op mij te wachten die jongens die ze meenemen zouden gaan niet meer uit. Dus dat is pech en hier op kunnen jullie ook geen antwoord geven want we zijn hier voor het laatst vandaag. Over twee begint dit commando weer. Wij zijn turf aan het lossen. Best werk tenminste het eten wat we krijgen daar gaat het ons allemaal om, ik zal zo spoedig mogelijk voor een adres voor weerom schrijven zorgen. Daar kunnen jullie dan wel een pakje sturen met mijn kistjes (werkschoenen) laat ze zo snel mogelijk in orde maken met beslag en zolen. We moeten ver lopen ’s morgens op klompen dus u begrijpt zere voeten. Stuur dan ook wat boorzalf schoensmeer en flink wat sigaretten en shag. Als je dat hebt ben je hier de man. Stop maar binnenin de schoenen en ook een paar sokken. Niet te dikke. Verder alles goed: doe er een briefje bij dan met hoeveel voor alles. Wacht dus op een andere brief, blijf hopen.
Groeten Bertus
8 September 1944 gaat Bertus op transport naar Neuengamme en van daaruit naar Porta-Westfalica waar hij drie maanden later, op 10 december, overlijdt.