Het tweede grote gevaar is de toestand in de kampen. Die in het oosten en westen zijn ontruimd en de overlevenden van de dodenmarsen hebben zich gevoegd bij de gevangenen in de kampen in Midden-Duitsland, die nog in gebruik zijn. Daardoor zijn deze kampen overvol, heersen er grote voedseltekorten en worden ze geteisterd door besmettelijke ziekten als tyfus en tuberculose. Ook de strenge kou in de winter van ’44-’45 eist een hoge tol. Bij de SS heerst razernij: in een hoog tempo worden gevangenen geliquideerd.
Het neutrale Zweden is een van de weinige landen dat iets kan proberen te doen. Graaf Folke Bernadotte, vice-president van het Zweede Rode Kruis, start begin maart 1945 onderhandelingen met SS-leider Heinrich Himmler over de vrijlating van Scandinavische gevangenen. Circa 8000 Noorse en Deense gevangenen worden dan via Neuengamme, het kamp het dichtst bij de Duits-Deense grens, geëvacueerd.
Vanaf 21 april onderhandelt Bernadotte over de vrijlating van vrouwelijke gevangenen van andere nationaliteiten. Dat leidt ertoe dat eerst vrouwen uit Ravensbrück naar het Zweedse Malmö worden gebracht. Gevangenen uit andere kampen volgen. De meesten worden vervoerd in witte bussen met een groot rood kruis op het dak, opdat de geallieerden de bussen niet beschieten. Op deze wijze worden naar schatting 9000 vrouwen gered. Na de capitulatie van Duitsland vangt Zweden nog eens circa 10.000 gevangenen uit concentratiekampen op.
Tot de geredde vrouwen behoren de moeder van Wanda en Ernst Verduin en de moeder en zus van Jules Schelvis. Annie Verduin is met een dodenmars uit kamp Reichenbach, lopend en per trein, in het noorden van Duitsland terechtgekomen. Begin mei vangt het Rode Kruis haar daar op. Al voordat Ernst terug is in Nederland, weet zij dat haar zoon nog leeft. De lijsten van de bevrijde Nederlanders uit Buchenwald zijn bekend in Zweden.
Moeder en zus Schelvis zijn vanuit Bergen-Belsen naar Zweden gebracht. Jules stuurt direct een brief en krijgt een telegram terug, gevolgd door een dichtbeschreven briefkaart.
Na aankomst in Malmö worden de vrouwen in staat gesteld het thuisfront te berichten waar ze zijn. Maar voor de Joodse vrouwen is het een wrange vraag: wie is nog het thuisfront?
Aankomst in Zweden. Stills uit de documentaire Harbour of Hope van regisseur/producent Magnus Gertten, Auto Images.
Opnames gemaakt op April 28 1945 toen honderden overlevenden, voornamelijk uit Ravensbrück aankwamen in Malmö. © SVT (Zweedse Nationale Televisie)
De verzorging van het Rode Kruis is goed: medische hulp, nieuwe kleding en dagelijks drie maaltijden. Veel vrouwen moeten eerst zorgen dat hun maag dit kan verwerken. Iedereen moet zes weken in quarantaine blijven. Als ze aangesterkt zijn gaan de vrouwen naar Göteborg of Stockholm en van daaruit mogen ze naar huis.