Sinds de 17de eeuw had Amsterdam een aantal buurten waar relatief veel Joden woonden. Getto’s waar Joden verplicht moesten wonen, zoals in veel andere Europese landen, waren het niet. Er woonden ook veel niet-Joden.

Op 11 februari 1941 doen de nazi’s een poging van de zogenaamde ‘Jodenhoek’ (aan de oostelijke kant van het centrum) een gesloten getto te maken, afgesloten door prikkeldraad en opgetrokken bruggen. De poging mislukt. De wijk is te klein om er alle Amsterdamse Joden in samen te drijven en er wonen ook 6.000 niet-Joodse Amsterdammers. Op verzoek van het gemeentebestuur wordt na een paar dagen het prikkeldraad weggehaald en worden de bruggen weer neergelaten. De borden blijven wel staan.

De nazi’s houden ook vast aan hun plan om de Joden bijeen te drijven. In Amsterdam maken gemeenteambtenaren plattegronden waarop staat aangegeven waar Joden wonen. Naast de ‘Jodenhoek’ worden dan ook de Transvaalbuurt en de Rivierenbuurt als Joodse wijken aangeduid (Judenviertel II en Judenviertel III). Vervolgens worden uit heel westelijk Nederland Joden gedwongen naar Amsterdam te verhuizen.

Wat volgt zijn de deportaties, veelal via de Hollandsche Schouwburg, Vught en Westerbork.

.

Joodse wijk Nieuwmarkt 96987

Afsluiting van de ‘Jodenhoek’; © Beeldbank WO2; © Beeldbank WO2

Joodse wijk 97072

Bord bij de ‘Jodenhoek’, 1941; © Beeldbank WO2