Drie brieven uit Amsterdam aan vriendin Els Nieuwenhuizen in Bussum. De laatste is van 14 januari 1943. Vanwege het gevaar van razzia’s wil Wanda niet door Oost-Amsterdam om Els op te halen. De avond van die 14de januari worden Wanda en haar familie opgepakt.

5 juli 1942

Beste Els,
Ik heb je beestachtig lang niet geschreven zodat ik je wel een paar kantjes zal moeten schrijven er is n.l. weer zoveel gebeurd. We moeten om 8 uur binnen zijn, hopeloos en dat in de zomer, de Joden mogen niet bij de “Ariërs” op visite omgekeerd wel. Dus ik kan niet naar Jo H., niet naar Thea, naar niemand. Als er na 8 uur gebeld wordt vliegen we verheugd overeind, want dan kun je niet zo bar veel mensen meer verwachten. De meeste niet Joodse kennissen zitten in het Gooi. (…)
Jaap komt haast iedere dag, maar natuurlijk voor boven, heb ik natuurlijk stilletjes de pé in. Niets aan te doen wat kan hem ook zo’n klein kind schelen. We zitten nu met dit moord weer op het plat in de zon, ik word nu misschien toch nog eens bruin. Na ’t tram verbod doen we gewoon niets dan lopen. De hele stad door, uren soms. (…)
Die nieuwe verordening wil wat, we hebben weer te lang rust gehad, ’t lopen zelf is zo erg niet maar je verknoeit er zo hopeloos veel tijd mee.(…)
Els ik heb een torenvalk boven de stad zien bidden. ’t Was een moord gezicht, zoiets dat je een schok geeft, ik heb hem wel een kwartier met mijn kijker gevolgd hij bleef boven de Amstel zweven zover dat je hem zonder kijker niet kon zien. Een zilver meeuw cirkelde hoog en eenden vlogen weg naar buiten net als 2 reigers die achter elkaar in het westen vlogen. Ik wou wel mee. Ver weg. Enfin niet aan denken. (…)
Paps en mams kwamen net binnen ’t is ¼ voor 8 omdat we toch tot 8 buiten mogen zijn en het zonde van de tijd is om minder buiten te zijn in de zon. We hebben dan ook vanmiddag warm gegeten en nu brood voor de tijdbesparing. (…)
Nu moet ik eindigen, want ik heb vanavond en morgenochtend les, dus moet me een rotje werken, ik heb haast niets gedaan zie je, ’t was gisteren veel te heet.
Wie het eerst een boodschap moet doen, moet deze brief maar op de bus doen, anders moet ik eerst een ster op mijn jas naaien, die zitten door de hitte allemaal op mijn zomerjurken. (…)
Tot schrijf Els,
Wanda

brief aan Els 2-9-42 00009 (3)

2 september 1942

Hallo Els
Jij bent alweer de ongelukkige bij wie ik mijn hart kan uitstorten waar je je overigens maar niet zo bar veel van moet aantrekken. Ik heb vandaag een rot dag gehad, op zijn zachtst uitgedrukt. Stokvisch met zijn broer en nog een man hebben hun oproep ter kennis ontvangen en hun uitstel is niet verlengd, wanhopig gewoon. Iedereen probeert zich tegenover de anderen groot te houden ook Baars die alles geprobeerd heeft maar zodra ze denken dat niemand naar ze kijkt trekken ze een huilgezicht om buikpijn van te krijgen al die grote kerels. Om 6 uur zijn we allemaal doodop en zonder iets tegen Stokvisch te zeggen omdat je als je naar zijn gezicht keek al niets meer zeggen kon. Toen liep hij ineens weg naar het kantoortje. Wanhopig zulke gevallen. Enfin ik zal je verder maar niet vervelen met dergelijke drama’s. (…)



14 januari 1943

Beste Els.
Ik heb net je brief ontvangen je kan best komen. Reuze.
Ik heb gisteravond hoog ruzie met Ernst gehad en heb hem natuurlijk een blauw oog geslagen, met ‘t effect dat ik om ¼ 8 in bed lag. Vanochtend natuurlijk de noodzakelijke preek gehad, gegriend enfin dat ken je wel. (…)
Kom Zaterdag maar, ik weet niet of ik je af kom halen, want dan moet ik heel Oost door en
dat is beter van niet. Je komt zeker met de bekende trein hè?
Tot Zaterdag
Wanda