Tilly Bosman beschrijft in deze smokkelbrief de dreiging van het komende kindertransport en het leven in kamp Vught.
Vught, Nationaal Monument Kamp Vught, Archief gevangenen Vught, Brief van Tilly Bosman dd. 6 juni 1943 (fotokopie).
Met welwillende toestemming van mevrouw T. Schuller-Bosman (Israël)
Zondag 6 juni 1943
Beste allen,
In de hoop dat jullie mijn vorige brief ontvangen hebben schrijf ik nu mijn tweede. Buiten deze brief schreef ik nog twee andere brieven. Ook ontvangen?
Vandaag is er het ergste aan het gebeuren wat men zich maar kan indenken. Er gaat namelijk een transport kinderen van 0 tot ca. 16 jaar. De kinderen tot 4 jaar moeten door de moeder begeleid worden. Van 4 tot 16 mag één van de ouders mee, indien niet in de industrie werkzaam, dus moeders die of op atelier of bij Philips werken mogen niet mee, evenmin als de vaders, die in kleermakerij, matrassen- of lederwarenfabriek werkzaam zijn. Een kind dus van 5 jaar, waarvan de moeder op atelier is en de vader op de kleermakerij werkt, moet alleen weg. Als de vader niet bij een der genoemde bedrijven werkt, kan hij proberen vrijwillig mee te gaan. Flip van B. mag niet met Mary en kind mee, evenmin Max H. (van de broodjes met vlees). Wat hier op ’t ogenblik gebeurt is niet te beschrijven. De vrouwen wier mannen aan de Moerdijk werken moeten ook alleen. Men is nog bezig de mannen wier vrouwen en kinderen moeten vertrekken, die aan Moerdijk werken of in Amersfoort, hier te krijgen. Deze vrouwen gaan dan morgen. Het betreft circa 3000 mensen! We blijven hier heus geen van allen. De enige sperre hier is atelier of Philips, maar daar kom je dan ook helemaal niet meer vanaf, zodat ik er niet zo happig op ben. Misschien dat ik het toch nog doe. Er zit meer aan vast…. In de proclamatie werd gezegd dat de kinderen naar een kinderkamp in Nederland zullen gaan! Niemand, die het gelooft. Er is ook gezegd, dat de ouders kunnen terugkomen naar hier.
Intussen hadden we appèl. Een half uur ruim gestaan in de stromende regen! Er waren natuurlijk weer de nodige schreeuwende meiden, maar hoe harder ze je aanblaffen, hoe minder ik me ervan aantrek. In de nacht van vrijdag op zaterdag was er in het vrouwenkamp een ware overval. Midden in de nacht kwamen opeens vijf van die nsb-wijven (Aufseherinnen) de slaapzaal binnen. Niemand wist wat er aan de hand was. Toen ze dichterbij kwamen, ze werkten met zaklantaarns, zag ik, dat zij bij de mensen het dek wegtrokken en onder de matrassen keken. Eerst wist niemand wat er was, maar later bleek, dat ze op jacht waren naar mantels. Diegenen die hun mantels op hun bed hadden, waren hem subietelijk kwijt. Er zijn in zo’n barak twee mogelijkheden: of je legt je goed wat je ’s avonds uittrekt op je bed, of je hangt het achteraan.
Ik zal onze slaapzaal eens beschrijven. Hij is ongeveer 25 tot 30 meter lang en 10 tot 15 meter breed. In deze zaal staan vijf rijen bedden of eigenlijk tien, want het zijn ‘lits jumeaux’. Drie hoog boven elkaar. Beneden is het vrij benauwd slapen, maar boven is het lekker. Je bent hier trouwens zo moe, dat je direct slaapt. ’s Morgens om vier uur wordt de bel geluid en dat betekent opstaan. Om kwart over vijf moeten we aantreden voor appèl, dat om half zes op het grote appèlveld plaats vindt. Af en toe laten ze je een paar uur staan. De mannen en Häftlingen (in streepjespakken) staan daar ook. Vandaag met dat transport stonden we twee maal in de stromende regen. We waren doorweekt. Voor ons, die niet weg moesten was dat zo erg niet, maar voor degenen die op transport moesten was het verschrikkelijk.
Maandag.
De nieuwste streek die ze gisteren uithaalden was, dat ze de vertrekkenden geen afscheid lieten nemen. Dat bereikten ze door na appèl (12 uur) blocksperre af te kondigen voor het gehele kamp. Het kamp is als volgt: er is overal een hoofdweg en daarop mondt een straatje telkens uit met aan weerszijden barakken. Door nu het komen op de hoofdweg te verbieden bereikt men blocksperre. De mannen, vrouwen en kinderen konden dus niet eens met elkaar spreken voor dat één van de partijen wegging. Het kind van Mina is met 40 graden koorts weggegaan. De kinderen worden hier vrijwel allemaal ziek. En erg ook: longontsteking, roodvonk, mazelen, kinkhoest, bof, pokken en vooral: heimweh. Al die kinderen die van hun ouders losgeslagen zijn hebben het zonder uitzondering. Er sterft een groot percentage. Al die praatjes over de goede zorg voor en verzorging van de kinderen is allemaal leugen. Vanmorgen was ik in het kinderkamp en het is er vies, het stinkt er, het is er benauwd en alle kinderen, voor zover ze er nog zijn, zijn dood- en doodziek. De Häftlinge delen aan alle kinderen brood, jam en busjes gecondenseerde melk uit, van hun eigen voorraad natuurlijk.
Iedereen die geen enorme pakketten krijgt, heeft hier gewoon maar honger! Niet meer en niet minder. ’s Avonds krijgen we een stuk kuch waaruit je als je het heel dun snijdt 5 à 6 flinke boterhammen kunt snijden. Die zijn dan meteen voor ontbijt van de volgende ochtend. Een stukje margarine en voor anderhalve boterham broodbeleg gaat hiervan vijf dagen per week vergezeld (jam, kaas, worst). Al het drinken is ondrinkbaar vocht. Middageten is water met iets erin, soms kool (veelal), soms iets groens (boomblaren). Nu net hoor ik dat ze ook mensen zonder kinderen oproepen. Ik verwacht het voor mijn ouders ook. Het is nu 3 uur, dus dan hebben ze net een uurtje om te pakken. Gewoon om gek te worden! Je hebt nog kans dat pappa of mamma of ik wegmoeten! De hele dag al hebben we mijn tante geholpen, die weg moet en natuurlijk zijn we daarvan bek-af. Als we nu nog moeten pakken en dan nog die reis moeten maken, worden we helemaal gek. Ik houd er maar mee op. We gaan maar pakken.
Groeten, T.