Januari 1945. Het Rode Leger nadert. Vanuit Auschwitz en Monowitz worden de gevangenen die nog kunnen lopen op dodenmars gestuurd. Ernst Verduin is een van hen. De groep loopt de circa 50 kilometer lange tocht naar Gleiwitz. Het is vreselijk koud en onderweg vallen vele slachtoffers.
In Gleiwitz vertrekt een trein naar Buchenwald. Ernst weet dat dit richting het westen is, en zorgt dat hij aan boord is.
In Buchenwald beweert Ernst dat hij geen Jood is. Hij wordt geloofd als hij aantoont dat hij niet besneden is, en mag naar de Nederlandse barak van niet-Joodse gevangenen.