Vanuit Sobibor wordt de groep van 81 mannen naar het werkkamp Dorohucza gebracht. Een van hen is Ab Stodel, de andere zwager van Jules. Ook blijkt tot grote vreugde van Jules zijn beste vriend Leo de Vries er bij te zijn. In Dorohucza moeten ze turfsteken, onder zeer slechte omstandigheden. Van de Poolse Joden in het kamp hoort Jules wat er werkelijk in Sobibor gebeurt. Hij beseft nu dat iedereen die in Sobibor is achtergebleven dood is.
In Dorohucza krijgt Jules de kans om bij een groep drukkers te komen. Hij ziet het als de uitweg uit het vreselijke turfstekerskamp en overtuigt de andere Nederlanders mee te komen. Ab Stodel besluit te blijven.
Jules komt met de groep drukkers in het werkkamp Alter Flugplatz bij kamp Majdanek in Lublin terecht. In de hangars van dit werkkamp worden onder andere de bezittingen van gedeporteerde slachtoffers gesorteerd. Een drukkerij is hier niet; Jules herinnert zich een enorme stapel naaimachines uit Warschau die zij oppoetsten. De andere ‘werkjoden’ moeten zich letterlijk doodwerken.