Jules over Radom (00:55)
Vanuit Lublin gaat Jules naar het getto van Radom. Hij vindt het er opvallend rustig. Het getto bestaat uit niet meer dan vier straten; er wonen nog maar drieduizend mensen – om te werken. De rest is al gedeporteerd. Jules loopt met een groep lotgenoten steeds van het getto naar de drukkerij en terug. Een brievenbus onderweg brengt hem op het idee naar zijn familie te schrijven.
Hoe moet Jules de brief in de bus krijgen? Het is de in colonne marcherende groep verboden het trottoir te betreden. Jules besluit het erop te wagen. Hij kan als afzender niet zijn eigen naam en zijn adres in het getto gebruiken en kiest de niet specifiek Joodse familienaam van zijn vrouw en de naam van een straat die grenst aan het getto. Hij adresseert de brief aan een oom van Rachel, Izak (Ies), tante Annie en hun zoontje Karel. Zijn tante is niet Joods en van geboorte Duits – een Reichsdeutsche – en Jules neemt daarom aan dat zij nog wel op de Nieuwe Prinsengracht in Amsterdam zal wonen.
Jules kan niet schrijven dat vrijwel iedereen na aankomst in Sobibor is vergast, want een brief met die inhoud zou nooit de censuur passeren en zou de geadresseerde in grote moeilijkheden brengen. Hij besluit zich voor te doen als een ‘gewone’ arbeider. “Met mij gaat het nog altijd goed. Ik ben nieuwsgierig hoe het gaat met Hella, Herman, Chel en jullie ouders. (…) Is er misschien iets met deze mensen gebeurd?”
Met het noemen van deze namen van zijn vrouw en schoonfamilie geeft hij aan dat de familie uiteen is gevallen en dat het contact ermee verloren is gegaan. Duidelijker durft hij niet te schrijven. Na een aantal dagen doet zich de kans voor de brief te posten. De brief wordt al spoedig bezorgd en oom en tante nemen meteen contact op met Jules’ verheugde ouders. De censor had de brief wel afgestempeld, maar niet geopend. Later vraagt Jules zich af of hij met een minder voorzichtige brief mensen in Nederland had kunnen alarmeren en tot meer verzet tegen de deportaties had kunnen aanzetten.
Radom, juli 1943
Beste Annie, Ies en Karel
Misschien kunnen jullie je voorstellen dat ik een beetje boos ben, omdat ik nog altijd niet van jullie gehoord heb. Een antwoord op mijn vorige brief heb ik ook nog niet ontvangen. Hier in Radom is alles nog zoals het was. Met mij gaat het nog altijd goed. Ik ben heel nieuwsgierig hoe het gaat met Ab, Hella, Herman, Chel en jullie ouders. Ook van hen heb ik lange tijd niets vernomen. Is er misschien iets met deze mensen gebeurd? Ik hoop er het beste van. Jullie weten al uit mijn vorige brief dat ik in mijn eigen vak werk. Ik verheug me daar zeer over. Toevallig zijn hier nog twee mensen uit onze stad. Jullie hoeven niet te schrijven daar ik misschien snel met verlof ga. Beste mensen, gegroet en gekust door jullie neef. Als jullie de fam. Schelvis spreken doe hen dan de groeten van mij. Ook Jan en Truus in Den Haag. Nu, beste mensen, veel tijd heb ik niet meer. Ik beëindig deze brief. Nogmaals, allen gegroet door
Jules