Het eerste kamp komt in Schoorl. Hier komen Joden en politieke gevangenen terecht, maar het is al gauw te klein. Daarom wordt kamp Amersfoort aangelegd, vooral voor verzetsmensen, en wordt kamp Westerbork – voor de oorlog gebouwd voor Joodse vluchtelingen – een ‘doorgangskamp’ voor Joden die naar ‘het oosten’ worden gedeporteerd. Vervolgens komt er ook een kamp in Vught, gescheiden in een deel voor politieke gevangenen en een deel voor Joden. Aan kamp Vught worden een groot aantal Aussenkommandos (werkkampen) verbonden.
Daarnaast zijn er in Noord- en Oost-Nederland een aantal Joodse werkkampen, die voor het merendeel in de jaren ’30 waren aangelegd in het kader van werkverschaffing voor werklozen.
Het grootsemenarie in Haaren dient ook als gevangenis voor leden van het verzet, maar die komen vooral terecht in de gevangenissen in Leeuwarden en Scheveningen. De Scheveningse gevangenis krijgt de bijnaam ‘Oranjehotel’.
Van de, inclusief vluchtelingen, circa 140.000 Joden in Nederland zijn er tussen de 102.000 en 110.000 vermoord. Meer dan de helft van de circa 500 Sinti en Roma zijn vermoord.