Ommen heeft geen militairen als bewaking, maar werklozen die het zogeheten Kontrollkommando vormen. Ze behandelen de gevangenen bruut. In de eerste tien maanden worden honderden zo mishandeld dat ze in omliggende ziekenhuizen moeten worden opgenomen. Als een aantal Officieren van Justitie van de wantoestanden horen, overreden ze de Duitsers in april ’43 de economische delinquenten elders gevangen te zetten en komt er een einde aan de ergste uitwassen.
In september 1944 komt het kamp onder supervisie van de Ordnungspolizei. Het Kontrollkommando spoort nu ontduikers van de arbeidsinzet op en terroriseert de wijde omgeving. Er zijn dan nog enkele honderden gevangenen in Ommen: arbeidsweigeraars, overtreders van distributiewetten en verdachten van verboden radiobezit en verzetsactiviteiten.
Bij het naderen van de Canadezen wordt het kamp geëvacueerd. Onder bewaking lopen de driehonderd gevangenen op 5 april 1945 richting Drenthe. Degenen die onderweg nog niet zijn ontsnapt, beleven daar op 10 april hun bevrijding.
Er zijn nog een aantal kleinere werkkampen in Drenthe, Overijssel, Gelderland en Groningen. Deze werden voor het merendeel gebouwd in de jaren ’30 voor werkloze arbeiders, die deelnemen in werkverschaffingsprojecten. De kampen worden door de Duitsers overgenomen, die er vooral Joodse gevangenen aan het werk zetten, onder slechte omstandigheden. De meesten worden later gedeporteerd.
Zie: www.joodsewerkkampen.nl/index.html