De bouw van het barakkencomplex, met een aparte afdeling voor Joden, wordt gefinancierd met geroofd Joods kapitaal. In januari 1943 is het gereed.
De voedselsituatie in Vught is slecht, maar verbetert vanaf mei 1943 als hulppakketten naar het kamp mogen worden gestuurd.
Erratum: in de tentoonstelling is deze foto geplaatst bij Kamp Vught. Research heeft het volgende uitgewezen:
Op 17 mei 1943 wordt een groep van ruim zeventig Joodse mannen naar het dan leegstaande kamp Amersfoort overgebracht voor graafwerkzaamheden bij de Infanteriekazerne. Administratief blijven ze onder Vught vallen. Na zeven weken is het graven aan de pantserschietbaan klaar en gaan de mannen terug naar Vught. Hun vrouwen en kinderen zijn dan al weg met de kindertransporten. Foto gemaakt in juli 1943; © NIOD, Beeldbank WO2
Op 6 en 7 juni 1943 worden bijna 1.300 Joodse kinderen met een of beide ouders in de zogenaamde kindertransporten vanuit Vught via Westerbork afgevoerd naar vernietigingskampen, de meesten naar Sobibor.
Tilly Bosman beschrijft in deze smokkelbrief de dreiging van het komende kindertransport en het leven in kamp Vught:
(…) Vandaag is er het ergste aan het gebeuren wat men zich maar kan indenken. Er gaat namelijk een transport kinderen van 0 tot ca. 16 jaar. De kinderen tot 4 jaar moeten door de moeder begeleid worden. Van 4 tot 16 mag één van de ouders mee (…)
De volledige brief
Tilly ziet haar tante Eva Bosman samen met haar kinderen Joeki, Mirjam en Anna vertrekken: “Ze waren goed zichtbaar, want ze hadden rode overalls aan. Ik zie ze nog lopen, ieder met een klein eigen rugzakje. Maar je kon er niet naar toe en je mocht ook niet kijken.”
Bron: Andere Tijden “Alle kinderen op transport”
Eind ’43 wordt in het kamp ‘de Bunker’, een gevangenis, in gebruik genomen. Hier speelt zich het beruchte Bunkerdrama af, waarbij ruim zeventig vrouwen in één cel worden geperst en tien van hen het leven verliezen.
In totaal hebben ruim 31.000 mensen in Vught opgesloten gezeten. Onder hen 12.000 Joden, van wie slechts enkelen de oorlog overleven. In het kamp sterven ten minste 421 kinderen, vrouwen en mannen door honger, ziekte en mishandeling. 329 gevangenen worden geëxecuteerd.
Onder druk van de geallieerde opmars wordt het kamp begin september 1944 in allerijl door de bezetter ontruimd. Circa 3.500 gevangenen worden halsoverkop op transport gesteld naar Duitsland, terwijl de kampleiding een veilig heenkomen zoekt. Op 26 oktober 1944 komen de Canadezen aan in het kamp.