In Zuid- en Zuidoost-Europa laten de nazi’s de vervolging van Joden, Sinti en Roma en politieke tegenstanders vaak over aan de landen die hun bondgenoot zijn of door hen in het zadel geholpen marionettenregimes in bezette landen. Hier wordt eveneens gebruikgemaakt van concentratie- en werkkampen, en in het geval van Kroatië ook een vernietigingskamp. De meeste Joden, Sinti en Roma worden gedeporteerd naar de vernietigingskampen in Polen.
Het Italië van Mussolini, bondgenoot van Hitler, vormt een verhaal apart. Mussolini laat meer dan honderd kampen voor politieke tegenstanders aanleggen, maar Italië – dat vanaf 1938 wel een anti-Joodse wetgeving kent – levert zijn Joden, Sinti en Roma niet uit aan de nazi’s. Als Mussolini is afgezet en Italië in september 1943 de strijd tegen de geallieerden staakt, nemen Duitse troepen Noord- en Midden-Italië in en begint de vervolging alsnog. De nazi’s krijgen echter weinig of geen medewerking van Italiaanse kant, waardoor het aantal slachtoffers relatief beperkt blijft. Ruim 7.000 Joden uit Italië worden vermoord, 40.000 overleven.
Van de circa 25.000 Sinti en Roma in Italië zijn er ongeveer 1.000 vermoord.