De Emslandlager waren een groep van concentratie-, straf- en krijgsgevangenenkampen in het Emsland en het graafschap Bentheim, in het noordwesten van Duitsland, dicht bij de Nederlandse grens. Er werden werkkampen in Noord-Duitsland, Noorwegen en het westen van Frankrijk aan verbonden.
De eerste vier kampen worden al in 1933 in gebruik genomen. In ’35 komen er twee bij, in ’37 en ’38 nog eens acht en in ’39 het laatste, vijftiende kamp. De officiële capaciteit van de kampen loopt uiteen van 500 tot 2.200 gevangenen; sommige blijven aanvankelijk (nagenoeg) leeg, maar vanaf de Duitse aanval op de Sovjet-Unie in juni 1941 tot het einde van de oorlog wordt die officiële capaciteit in steeds toenemende mate overtroffen, soms tot meer dan het vijfvoudige.
De gevangenen moeten dwangarbeid verrichten: veengebieden ontginnen, wegen aanleggen, waterwegen graven en op het land werken. Ook worden ze ingezet bij de bouw van concentratiekamp Sachsenhausen en van de Westwall, een verdedigingslinie van 630 kilometer die liep van Kleef (bij de Nederlandse grens) tot aan Zwitserland (de Westwall werd door de geallieerden de Siegfriedlinie genoemd).
De kampen zijn aanvankelijk bedoeld voor politieke gevangenen (communisten, sociaal-democraten, pacifisten, vakbondsleden, intellectuelen) en strafgevangenen. Daar komen na enige tijd homoseksuelen, Jehovah’s Getuigen en ‘werkschuwen’ bij (in een paar van de kampen) en als de oorlog is begonnen verzetsstrijders en grote aantallen krijgsgevangenen. Die krijgsgevangenen zijn in eerste instantie Polen en vervolgens ook Nederlanders, Belgen en Fransen. De Nederlanders, die in mei 1940 krijgsgevangen zijn gemaakt, zitten in kamp Bathorn, maar de meesten slechts enkele weken. In juni 1940 worden zij vrijgelaten als ‘gebaar van goede wil’ van Hitler.*
Na de Duitse aanval van juni ’41 op de Sovjet-Unie worden grote aantallen Sovjet-soldaten in de Emslandkampen opgesloten en na de Duitse bezetting van Noord- en Midden-Italië duizenden Italianen. Vooral de Sovjet-militairen worden barbaars behandeld.
Vanaf 1943 worden vele Nederlandse, Belgische en Franse verzetsmensen als Nacht und Nebel-gevangenen in de Emslandlager opgesloten, vooral in kamp Esterwegen.
Eind ’44 en begin ’45 worden de Emslandkampen Dalum en Versen tot buitenkampen van kamp Neuengamme bestempeld en worden er gevangenen vanuit Neuengamme naar overgebracht.
Kaart aan gevangene Paul Urbanski in Emslandlager Oberlangen
Lieve Paultje,
Nu is het Pasen! Jouw mammie voelt zich hier heel goed. Hier rijden wij samen ook eens naar toe. De dijk is heel diepgroen. Gewoon geweldig. Hartelijke groet van Marta, Greta, Karl, Karl-Heinz
De kampen worden in april ’45 door Britse, Canadese en Poolse troepen bevrijd. Daarna worden ze gebruikt voor Displaced Persons (ontheemden) uit Polen, Estland, Letland en Litouwen. Het laatste kamp sluit in 1957.
In de Emslandlager hebben 100.000 tot 180.000 krijgsgevangenen en 80.000 andere gevangenen gezeten. Er zijn 38.000 mensen vermoord, van wie 35.000 Sovjet-krijgsgevangenen. Daarnaast zijn velen in of op weg naar andere kampen vermoord, maar daarover bestaan geen nauwkeurige gegevens.
* In totaal worden na de capitulatie van het Nederlands leger 20.000 van de 300.000 Nederlandse militairen geïnterneerd. De meesten worden weer spoedig vrijgelaten. Ze moeten wel een ‘erewoordverklaring’ ondertekenen dat zij niets ten nadele van Duitsland zullen ondernemen. 14.400 doen dat, de weigeraars blijven gevangenzitten, evenals enkele hoge officieren. Opperbevelhebber generaal Winkelman, die na de vlucht in mei ’40 van koningin Wilhelmina en de regering naar Londen, de hoogste regeringsmacht in Nederland draagt, wordt in de nacht van 1 op 2 juli ’40 gearresteerd nadat hij op Anjerdag (29 juni, de eerste verjaardag van een lid van het koninklijk huis, Prins Bernhard) openlijk zijn steun aan het koninklijk huis heeft betuigd.
In mei 1942 worden, op grond van de verdenking dat sommigen in het verzet actief zijn geweest, 2.727 beroepsofficieren gevangengenomen. Zij worden eerst naar het Poolse Stanislawów (Stanislau) overgebracht, later naar het Duitse Neubrandenburg. Het jaar daarop beslist de bezetter dat alle dienstplichtigen weer krijgsgevangenen worden gemaakt en naar Duitsland worden gevoerd voor gedwongen tewerkstelling. In totaal melden zich in de zomer van 1943 van de ongeveer 240.0000 ex-militairen niet meer dan 11.000 soldaten, die als krijgsgevangenen worden overgebracht naar kampen in Duitsland en Polen.