Buchenwald met zijn ten minste 88 werkkampen (vooral wapenindustrie) is een van de grootste concentratiekampen. Vanaf juli 1937 worden er vooral politieke gevangenen in het kamp nabij Weimar opgesloten, later volgen allerlei andere groepen. Onder hen honderden Nederlandse Joden en verzetsmensen, die meestal vervolgens naar andere kampen werden afgevoerd.
In Buchenwald worden wrede medische experimenten op gevangenen uitgevoerd, terwijl zieke gevangenen met injecties worden gedood of in ‘euthanasie’-centra vergast.
In april ’45 worden meer dan 30.000 gevangenen op dodenmarsen gestuurd. Een verzetsorganisatie binnen het kamp, die administratieve sleutelposities in handen heeft, slaagt erin de evacuatie van het kamp te vertragen, waardoor velen worden gered. Op 11 april veroveren gevangenen de controle over het kamp, vlak voordat Amerikaanse troepen arriveren.
In totaal hebben circa 250.000 mensen in Buchenwald gezeten. Ten minste 56.000 van hen werden in het kamp vermoord, onder wie ongeveer 11.000 Joden. Naar Buchenwald werden ook Sinti en Roma uit de Oostenrijkse provincie Burgenland gedeporteerd. Het sterftecijfer onder hen lag met 50% ver boven het gemiddelde van het kamp.