Kitty Wurms woont bij het uitbreken van de oorlog in Amsterdam. Ze is dan 16 jaar. Ze heeft een oudere broer, Juda, en twee jongere zussen, Eva en Juultje (Judith).
Het gezin Wurms houdt zich aan de joodse tradities en volgt de joodse bepalingen over eten en drinken; het voert een kosjere huishouding.
Kitty’s broer Juda ontvangt al in 1942 een oproep voor tewerkstelling in Duitsland. Hij trouwt meteen met zijn verloofde Eva omdat ze denken dan samen te kunnen blijven. Dezelfde middag melden ze zich in de Hollandsche Schouwburg. Zes dagen na hun bruiloft gaan ze op transport naar Auschwitz waar ze 30 september 1942 worden vermoord. Zijn familie heeft daar geen weet van.
In februari 1943 wordt de rest van het gezin opgepakt bij een huis-aan-huis razzia, door Nederlandse politieagenten. Vanuit de Hollandse Schouwburg worden ze op transport gesteld naar kamp Vught. Hier worden de gezinsleden gescheiden. Kitty komt bij haar moeder in het vrouwenkamp, haar vader in het mannenkamp en Eva en Juultje in de voor de kinderen bestemde barakken.
Als op 5 juni 1943 wordt bekendgemaakt dat alle kinderen van 0 tot ongeveer 16 jaar op transport moeten, is Juultje 10 en Eva 15. Het lukt Kitty’s moeder om Eva van de transportlijst te krijgen, omdat ze bijna 16 is.
De moeder van Juultje schrijft:
(…) Hiermede wil ik jullie berichten dat ik gister gelukkig het pak en jou brief heb ontvangen want het kwam net op tijd dat ik met Juultje de pakken kan meenemen naar het groote Onbekende. Ik moet met Juultje op transport ik kon Juultje alleen laten gaan maar jij begrijpt dat ik dat niet wou doen. (…)
Drie dagen en nachten zijn zij onderweg. Na aankomst in Sobibor worden alle vrouwen en kinderen omgebracht. Onder hen Juultje Wurms en haar moeder.
Eva moet, samen met enkele andere familieleden, weg met het transport van 15 november 1943. De trein gaat rechtstreeks naar Polen, naar Auschwitz.
In het volgend voorjaar wordt ook haar vader gedeporteerd, zoals de meeste Joodse mannen. De vrouwen die achterblijven werken in het kamp bij het Philips-Kommando. Tot begin juni 1944. Dan worden alle Joodse Philips-arbeiders vanuit Vught direct doorgestuurd naar Auschwitz.
Na een week wordt Kitty in Reichenbach als bruikbare Facharbeiterin in de oorlogsindustrie tewerkgesteld. Als in januari het Russische leger in aantocht is, moeten de vrouwen weg uit Reichenbach, op dodenmars. Met weinig eten en onvoldoende gekleed lopen zij dagen lang door de sneeuw, bij temperaturen van meer dan twintig graden onder nul. Kitty heeft als schoenen plankjes met stof eromheen. Later worden de vrouwen in open goederenwagons vervoerd. Het wordt een tocht vol ontberingen langs allerlei kampen. De meeste vrouwen hebben last van bevroren ledematen en velen sterven van uitputting en kou.
De tocht gaat naar het westen, maar als het Amerikaanse leger in aantocht is moeten zij weer naar het oosten. Onderweg moet hier en daar gewerkt worden.
Op 4 mei komen de vrouwen in Beendorf. Daar worden zij uitgewisseld tegen Duitse soldaten en via Denemarken worden ze naar Zweden gebracht om verzorgd te worden en te herstellen.
22 juni 1943, brief van Kitty’s oom en tante (zus van haar moeder). De post doet er vanwege chaos en censuur heel lang over:
“Nu lieve schat hoop ik maar dat deze brief vlugger bij jou mag zijn dan het telegram. Dat duurde 12 dagen.”
Vader
Kitty Wurms weet niet dat haar vader de oorlog overleefd heeft, zijn brieven bereiken haar te laat. Hij overlijdt vier weken na de bevrijding in Oldenzaal. Kitty Wurms keert in november 1945 terug in Nederland. Zij is de enige van het gezin die dan nog in leven is. Lees meer over haar vader;
Zie voor het hele verhaal van Kitty Wurms een interview op Getuigenverhalen.nl.
© Brieven van de familie Wurms uit Collectie Joods Historisch Museum, Amsterdam
© Foto’s: privé-archief familie Wurms