Op 12 maart 1933, zes weken na de benoeming op 30 januari van Hitler tot rijkskanselier, openen de nazi’s al het eerste concentratiekamp voor politieke tegenstanders: Oranienburg, in de gelijknamige plaats 35 kilometer ten noorden van Berlijn. Dit kamp gaat in het najaar van 1934 dicht omdat het te klein wordt geacht (later komt er een werkkamp Oranienburg), maar in september 1936 wordt in noord-Oranienburg een nieuw kamp in gebruik genomen: Sachsenhausen. Naast politieke tegenstanders worden ook Joden, Jehova’s Getuigen, homo’s en gehandicapten naar dit kamp afgevoerd. Na de Kristallnacht (9–10 november 1938) worden 1.800 Joden naar Sachsenhausen gebracht en er binnen enkele weken vermoord.

In de oorlogsjaren worden er circa 200.000 mensen naar Sachsenhausen getransporteerd, van wie er 30.000 tot 35.000 in het kamp omkomen of worden vermoord. Bovendien worden er circa 18.000 Sovjet-krijgsgevangenen geëxecuteerd.

Begin 1945 vermoordt de SS duizenden lichamelijk gehandicapten. In april zijn er nog 36.000 gevangenen in het kamp. 33.000 van hen moeten in groepen op voettocht naar Denemarken. De SS wil ze inschepen en de schepen dan laten zinken. Het oorlogsverloop voorkomt 
dit, maar duizenden sterven door uitputting of worden doodgeschoten.

Op 27 april bevrijdt het Sovjet-leger de resterende 3.000 gevangenen.

SachsenhausenVoor

SachsenhausenAchter

Door Josef Jiranek vanuit Sachsenhausen aan zijn vrouw Anna en kinderen in Tsjechië gestuurde briefkaart, afgestempeld op 10 februari 1940. Het stempel naast de postzegel vermeldt Staatl. Konzentr. Lager (staatsconcentratiekamp). De vertaling van de brief is door het thuisfront tussen de regels geschreven.
Josef Jiranek schrijft dat het hem goed gaat en dat hij in het kamp alles kan kopen: “… maar stuur mij niet meer dan 20 mark per maand”.
Sachsenhausen 1940 6514 Yad Vashem

Sachsenhausen, 1940; © Collectie NIOD, Beeldbank WO2

Dirnhofer

Eerste pagina van een brief van vier kantjes, op 6 april 1941 door Karl Dirnhofer vanuit het strafblok van Sachsenhausen verstuurd. Gevangenen in een strafblok mogen eens per kwartaal post ontvangen of versturen.
19-6-41

Dierbare ouders en Rudi!
Op dagen die mij het meest aan de ontluikende lente thuis herinneren, denk ik veel aan jullie en de tijden die wij samen beleefd hebben. Het zou mooi zijn geweest als we zo rustig verder hadden kunnen leven, maar het noodlot heeft het anders gewild. Maar het zal niet lang meer duren. Zou ik deze maand niet komen, dan zal ik mijn lot verder rustig dragen, tot de dag van ons weerzien. (…)