In de winter van 1943-’44 wordt in Vaihingen-an-der-Enz, zo’n 25 kilometer ten noordwesten van Stuttgart, een werkkamp aangelegd, dat onder kamp Natzweiler-Struthof valt. Het wordt Kamp Wiesengrund (Weidegrond) genoemd. In oktober ’44 krijgt dit kamp een bijkamp: Unterriexingen, zo’n tien kilometer dichter bij Stuttgart. In beide kampen geldt het Vernichtung durch Arbeit-principe: zeer zwaar werk op een hongerdieet, met hoge sterftecijfers tot gevolg.

Al in 1942 zijn in Vaihingen experimenten met de lanceerinrichting voor V1’s uitgevoerd. Het werkkamp wordt gebouwd om zes grote ondergrondse bunkers (bij elkaar 80.000 vierkante meter) aan te leggen voor de productie van onderdelen voor Messerschmitt-vliegtuigen. Zware geallieerde bombardementen vormen vanaf 1943 een steeds groter gevaar voor de Duitse (wapen)industrie.

Op 13 augustus 1944 komen 2.187 Joodse gevangenen vanuit het getto van Radom in Vaihingen aan. Onder hen Jules Schelvis en zijn vriend Leo de Vries. Ze hebben eerst een dodenmars gemaakt naar Tomaszow. Daar wordt de groep op de trein naar Auschwitz en vervolgens naar Vaihingen gezet.

Eind oktober wordt vanwege de geallieerde bombardementen de bouw van de bunkers gestaakt en wordt het kamp in Vaihingen een ‘SS-hospitaal- en herstellingskamp’ (SS-Kranken- und Erholungslager). Officieel is dat per 1 december het geval, maar al op 10 november komt een grote groep ernstig zieke gevangenen aan uit de zogenaamde Wüste-kampen, zeven bij Natzweiler horende werkkampen in het zuidwesten van Duitsland, waar olie uit gesteente wordt gewonnen (schalie-olie) om de Duitse olietekorten op te vangen. (In deze kampen werken zo’n 10.000 gevangenen van meer dan twintig verschillende nationaliteiten, van wie er 3.500 omkomen.) De gevangenen uit Vaihingen die nog kunnen werken, onder wie Jules Schelvis, worden naar andere kampen overgebracht. Schelvis moet naar Unterriexingen, waar hij een voetinfectie oploopt. Hij wordt dan teruggebracht naar Vaihingen, waar hij als ziekenbroeder werkt en kort voor de bevrijding van het kamp met vlektyfus besmet raakt. Zijn vriend Leo de Vries belandt in kamp Kochendorf, in Bad Friedrichshall, 50 kilometer ten noorden van Stuttgart.

De zieke gevangenen in Vaihingen (tussen november ’44 en maart ’45 in totaal 2.442) worden volkomen aan hun lot overgelaten, met veel te weinig voedsel in onverwamde barakken. Kamp-arts Dichmann heeft geen enkele belangstelling voor hun toestand. In januari komen er nog twee artsen (gevangenen), maar zij kunnen bij gebrek aan medicijnen en hulpmiddelen nauwelijks iets uitrichten. (Dichmann wordt later terdoodveroordeeld en in 1948 terechtgesteld.)

Vaihingen

Vaihingen

Half februari 1945 komen gevangenen met tyfus in het kamp aan en breekt een tyfus-epidemie uit. Velen bezwijken, soms enkelen, soms tientallen per dag.

Begin april worden in twee transporten honderden zieke gevangenen per trein naar Dachau gebracht. Dat gebeurt in goederenwagons, en de reis, die normaal een uur of vijf zou vergen, duurt zes dagen als gevolg van geallieerde luchtaanvallen en kapotte rails. Er is nauwelijks voedsel voor de toch al sterk verzwakte gevangenen. Velen sterven onderweg, de aankomst van 515 gevangenen wordt in Dachau geregistreerd.

Jules Schelvis weet zich aan deze transporten te onttrekken door in de ziekenbarak in een bed te gaan liggen, met zijn gezicht naar de muur. Als de SS-bewaking het kamp heeft verlaten, blijken er grote voedselvoorraden te zijn.

Leo de Vries sterft tijdens een dodenmars van Kochendorf naar Dachau.

Op 7 april wordt Vaihingen door Franse troepen bevrijd. Zij treffen in het kamp 650 overlevenden aan. In de maanden daarna sterven circa 90 van hen. Jules Schelvis krijgt medicijnen die hem van de vlektyfus genezen.

Het kamp wordt platgebrand om een pest-epidemie te voorkomen.

In totaal hebben in Vaihingen-an-der-Enz ruim 5.000 mensen gevangengezeten, van wie er 1.700 zijn vermoord.

Kamp Unterriexingen bestaat van oktober 1944 tot mei 1945. De helft van de 500 gevangenen sterven.