Een boek waarin Ceija Stojka, een Oostenrijkse Rom, haar herinneringen aan de kampen beschrijft (Wir leben im Verborgenen. Erinnerungen einer Rom-Zigeunerin), opent eind jaren tachtig velen in met name Duitsland en Oostenrijk de ogen voor de vervolging en vernietiging van Sinti en Roma. Bovendien geeft het Sinti en Roma in Duitstalige landen, die sterk de neiging hadden zich zo onzichtbaar mogelijk te maken, de moed hun identiteit te tonen en belangenverenigingen op te richten. Mede daardoor worden in 1993 Sinti en Roma in Oostenrijk als aparte bevolkingsgroep erkend.
In Nederland is het een Roma, Koko Petalo *, die als eerste erkenning van het lot van de Sinti en Roma weet te bewerkstelligen. Dankzij zijn inzet krijgt Amsterdam in 1978 als eerste stad ter wereld een monument dat aan de Porajmos herinnert. Later draagt vooral Zoni Weisz, een Nederlandse Sinto die op wonderbaarlijke wijze overleefde, veel bij aan de erkenning van het lot van de Sinti en Roma, ook buiten Nederland.
Zoni Weisz behoort tot een groep Sinti en Roma die er in 2000 met succes voor vecht dat in Nederland ook Sinti en Roma smartengeld krijgen uitgekeerd uit tegoeden van oorlogsslachtoffers bij banken, vooral in Zwitserland. Voordien zijn zij stelselmatig overgeslagen bij de verdeling van geld afkomstig uit onder andere de verkoop van door de nazi’s gestolen goud, uit fondsen van de Duitse industrie en in beslag genomen Duitse banktegoeden.
In 2007 spreekt Weisz op 27 januari, Holocaust Memorial Day, de dag dat Auschwitz in 1945 werd bevrijd, bij de Verenigde Naties ter gelegenheid van de tentoonstelling The Holocaust against Roma and Sinti and present day racism in Europe.
In 2011, ook op Holocaust Memorial Day, houdt hij een rede voor de Duitse Bondsdag in Berlijn, waarin hij aangeeft dat Sinti en Roma in veel landen nog steeds worden onderdrukt: “Wij zijn Europeanen en moeten dezelfde rechten hebben als alle andere burgers, met gelijke kansen, zoals ze voor alle Europeanen gelden. Het kan en mag niet zo zijn dat een volk dat door de eeuwen heen is gediscrimineerd en vervolgd, nog steeds wordt uitgesloten en wordt beroofd van elke eerlijke kans op een betere toekomst.”
* Koko Petalo werd met zijn familie uit Westerbork vrijgelaten, omdat de Duitsers dachten dat zij uit Guatemala kwamen, een land waarmee Duitsland niet in oorlog was. De Petalo’s hadden in Guatemala gewoond, maar hadden niet de Guatemalteekse nationaliteit.