Voor de Tweede Wereldoorlog wonen er in Tsjechoslowakije minstens 115.000 Sinti en Roma; 35.000 in het Tsjechische deel van het land, 80.000 in Slowakije. Waarschijnlijk is de schatting voor Slowakije veel te laag. Vanwege de discriminatie die hen ten deel valt, ‘profileren’ vele Sinti en Roma zich er niet als zodanig (zoals ook nu nog het geval is).
Op 15 maart 1939 bezetten Duitse troepen Tsjechië, dat wordt omgedoopt tot het Duitse ‘protectoraat’ Bohemen en Moravië. Een dag voor de inval heeft Slowakije zich onafhankelijk verklaard. Het wordt een vazalstaat van Duitsland. In het ‘protectoraat’ gaan dezelfde discriminerende wetten voor Sinti en Roma gelden als in Duitsland zelf.
Duizenden Sinti en Roma vluchten naar Slowakije, omdat ze – niet ten onrechte – menen daar een betere overlevingskans te hebben dan in Tsjechië, waar ze het ook zonder de nazi’s al zwaar te verduren hadden.
Al voor de Duitse inval worden in Tsjechoslowakije Sinti en Roma naar werkkampen voor ‘criminelen en werkschuwen’ gestuurd, hoewel de meesten arbeider zijn of een zelfstandig beroep uitoefenen. Vooral Tsjechische adel maakt voor het werk op hun landerijen gebruik van dit reservoir aan dwangarbeiders. Na de Duitse bezetting gaat dit gewoon door. In totaal komen er 199 van dit soort werkkampen, alle met Tsjechische kampleiding en bewaking, waarin bij elkaar zo’n 50.000 mensen zijn opgesloten om dwangarbeid te verrichten.
In december 1939 richt een sneeuwstorm grote schade aan in de bossen op het landgoed van prins Karel Schwarzenberg in Orlik, zo’n 80 kilometer onder Praag. Om het hout van de omgewaaide bomen te gelde te maken, vraagt Schwarzenberg om dwangarbeiders aan het marionettenregime in Praag. Dat betaalt hem zelfs om bij Orlik een werkkamp aan te laten leggen. Zo ontstaat kamp Lety. Eerst worden hier Joodse dwangarbeiders heengestuurd, daarna Sinti en Roma.
Kamp Lety functioneerde ook als vernietigingskamp, zo bleek in de jaren negentig uit onderzoek. Documenten in Tsjechische archieven ondersteunden eerdere getuigenverklaringen hierover *. Volgens overlevenden zijn in Lety duizenden mensen verhongerd, door mishandelingen gestorven of in de laadruimten van vrachtwagens vergast.**
Op 10 juli 1942 geeft Horst Böhme, chef van de Sicherheitsdienst in het ‘protectoraat’, het bevel alle Sinti en Roma in Bohemen te deporteren naar kamp Lety en die in Moravië naar kamp Hodonin (bij Brno) ***. Tot dan toe waren voornamelijk mannelijke Sinti en Roma naar de dwangarbeiderskampen gestuurd. Tussen dan en voorjaar 1943 worden in het ‘protectoraat’ ten minste 5830 Sinti en Roma opgepakt. Van 4831 van hen staat vast dat ze naar Auschwitz zijn gedeporteerd. Slechts enkelen overleven.
De Tsjechoslowaakse regering verklaart kort na de oorlog dat er nog slechts circa 300 Sinti en Roma in Tsjechië leven.
Als de Slowaakse regering te weten komt dat de uitgeleverde mensen in werkelijkheid in Auschwitz, Majdanek en Sobibor worden vermoord, staakt zij de uitlevering.
Bij de nadering van Sovjet-troepen ontketenen verzetsorganisaties op 29 augustus 1944 een opstand tegen het Slowaakse marionettenregime. Aan de opstand nemen ook vele Sinti en Roma deel. De concentratiekampen worden bevrijd, maar dan nemen Duitse troepen het land in. Een Einsatzgruppe maakt vervolgens samen met de Wehrmacht meedogenloos jacht op de deelnemers aan de opstand en de Slowaakse Joden, Sinti en Roma.
Evenmin als duidelijk is hoeveel Sinti en Roma er in Slowakije leefden en er uit Tsjechië naartoe vluchtten, is precies duidelijk hoevelen vermoord werden of als lid van het verzet de dood vonden.
Het aantal vermoorde Sinti en Roma uit Tsjechië en Slowakije samen wordt op 15.000 tot 40.000 geschat.
* Bronnen: And No One Will Believe You, Markus Pape, 1997, uitg. GplusG; Black Silence, The Lety Survivors Speak, Paul Polansky, 1998, uitg. GplusG
** Op de massagraven in Lety is in de jaren zeventig een grote varkensboerderij gebouwd. Ondanks internationale druk om er een herinneringscentrum van te maken en beloften uit 1995, 2005 en 2006 van de Tsjechische regering, staat die varkensboerderij er nog steeds.
*** Tot de aanleg van kamp Hodonin wordt twee weken voor de Duitse bezetting opdracht gegeven. Het kamp wordt in december 1940 in gebruik genomen, hoewel het niet af is. Stromend water en riolen komen er nooit. Dat leidt onder andere tot een tyfusepidemie, die van december 1942 tot mei 1943 aanhoudt. Op de plaats van kamp Hodonin, waarvan de gevangenen worden ingezet bij zwaar werk zoals wegenbouw, is later een hotel gebouwd.