Als nazi-Duitsland in juni 1941 de Sovjet-Unie aanvalt, volgen achter de Duitse voorhoede Einsatzgruppen van de SS, die over de volle breedte van het front – van de Baltische Zee tot de Kaukasus – systematisch op Joden, Sinti en Roma, communistische functionarissen en andere tegenstanders jagen en ze ter plekke executeren. De meeste slachtoffers worden doodgeschoten, maar rond oktober 1941 beginnen de Einsatzgruppen ook mensen in de laadruimten van vrachtwagens met de uitlaatgassen te vermoorden. Ook worden honderden dorpen met inwoners en al platgebrand. Ook politie- en legereenheden voeren massa-executies uit.
De slachtpartijen zijn over het algemeen niet gedocumenteerd, zodat het aantal slachtoffers niet met enige nauwkeurigheid kan worden becijferd. Het totaal aantal slachtoffers ligt echter ruim boven de twee miljoen. Het aantal Sinti- en Roma-slachtoffers bedroeg ten minste 30.000, maar waarschijnlijk een veelvoud daarvan. Sinti en Roma stonden in de Sovjet-bevolkingsregisters vaak niet als zodanig geregistreerd.
Uit Wit-Rusland worden Sinti en Roma soms naar Auschwitz gedeporteerd.