Lieve, erudiete, geestige en charmante vriend Jules Schelvis is niet meer.
Na een veelbewogen leven ging hij na de laatste uitvoering van Er reed een trein naar Sobibor met pensioen.
Hoewel Jules geen interviews meer gaf was hij afgelopen zomer nog wel bereid mee te werken aan onze tentoonstelling met het voorlezen van brieven en kaarten uit kampen en getto’s van hemzelf en zijn zus Milly.
De uitvaart was op 8 april, de dag waarop hij in Vaihingen in 1945 door de geallieerden werd bevrijd. Lees meer >>
Jules, opgegroeid in een seculier gezin, koos voor een crematie; dat is schoon en netjes, vond hijzelf.
Er is veel gezegd en geschreven over de betekenis van zijn leven en werk. Ik voeg hier alleen het gedicht toe dat ik bij het afscheid voordroeg. Dit gedicht wordt voorafgaand aan het Kaddisj uitgesproken bij herdenkingen en begrafenissen. Het Kaddisj gaat niet over de dood maar is een lofzang en een uiting van blijvend vertrouwen in de toekomst.
Mirjam Huffener
Bij zonsopgang en zonsondergang
denken wij aan hen.
Bij het waaien van de wind, in de kou van de winter,
denken wij aan hen.
Bij het openspringen van de knoppen in de lente,
bij de wedergeboorte van de natuur,
denken wij aan hen.
Onder de blauwe hemel, in de hitte van de zomer,
denken wij aan hen.
Bij het ritselen van de bladeren, en de schoonheid van de herfst,
denken wij aan hen.
Wanneer het jaar begint en wanneer het eindigt,
denken wij aan hen.
Zolang wij leven, blijven zij leven.
Zij zijn een deel van ons, zolang wij hen herdenken.
Als we moe zijn, steun nodig hebben,
denken wij aan hen.
Als we ons verlaten voelen, neerslachtig zijn,
denken wij aan hen.
Als we onze vreugden willen delen,
denken wij aan hen.
Als we moeilijke beslissingen moeten nemen,
denken we aan hen.
Als we iets goeds kunnen doen, door wat zij ons leerden,
denken we aan hen.
Zolang wij leven, blijven zij leven.
Ze zijn een deel van ons, zolang wij hen herdenken.
(Uit het boek: “Beartsot Hachajiem, In het Land der Levenden”, uitgegeven door de Stichting Gan Hasjalom van de LJG.
Vertaling naar een gedicht van Sylvan Kamens en rabbijn Jack Riemer.)
Foto: Rachel en Jules Schelvis
Ik Weet Niet
1861-Virginie Loveling
“Ik weet niet,” suisde ’t stroomend beekje,
“Noch wat ik ben, noch waar ik ga.”
“En ik dan?” zuchtte in de hooge boomen
’t Geritsel van den wind het na.
“En ik? en ik?” zeî braam en bieze,
“En ik?” riep alles ondereen.
En ’t zand, dat opstoof langs de wegen,
Wist niet waarom, wist niet waarheen.
Een meesje zat op ’t wilgentronkjen
En vloog langs ’t water zoekend voort. –
Hebt gij nooit in uw eigen harte
Een weerklank van die stem gehoord.
Bernard O. – Israel