Betty Schols-Meents legt samen met leden van het Jiddisj Koor Hejmisj Zain bloemen bij het Joods Verzetsmonument

Tachtig jaar geleden, juni 1941, twee weken na haar geboorte, wordt Betty’s vader Max Meents bij een razzia uit zijn huis weggehaald en getransporteerd naar kamp Mauthausen. De Nederlandse politie-agent voegt haar moeder toe: ‘Had je maar niet met een Jood moeten trouwen’. Max overleefde Mauthausen niet. Zijn verhaal wordt verteld in de tentoonstelling Post uit de Vergetelheid.
Afgelopen 25 februari legde Betty Schols-Meents bloemen bij het Joods Verzetsmonument. “Niemand van ons heeft kunnen kiezen voor zijn vader en moeder, noch voor de plek waar ie geboren wordt, wel kunnen we kiezen en zijn we verantwoordelijk voor wat we doen… Had de agent die mijn vader oppakte en tegen mijn moeder zei: ‘Had u maar niet met een Jood moeten trouwen mevrouw’, zich anders kunnen uitdrukken of gedragen? Hij voerde een opdracht uit. Deze vraag leg ik voor aan kinderen op scholen. Er ontspint zich dan een interessante discussie…
(…) De kans mijn verhaal te vertellen, nu in deze grimmiger wordende tijd. Om jullie alert te maken, bewust van de signalen in de wereld van nu, zowel bij jezelf als bij de ander, die vrijheid beperken en ongelijkheid veroorzaken. Eigenlijk wil ik jullie stiekem opstoken tot competente rebellen.”

In 1941 werden meer dan 400 Joodse mannen werden opgepakt in de Jodenbuurt en op het Jonas Daniel Meijerplein en het Waterlooplein verzameld. Vanaf daar werden ze via Kamp Schoorl naar Buchenwald en Mauthausen gedeporteerd. Slechts twee mannen overleefden. De razzia vormde de aanleiding voor de Februaristaking, die elk jaar op 25 februari herdacht wordt. De herdenking bij het Verzetsmonument wordt georganiseerd door georganiseerd door de Vriendenkring Mauthausen.