Bij de opening in Nijmegen ging mede-samensteller Arie van Dalen in op de opzet van de tentoonstelling, maar daarnaast op het vluchtelingenbeleid voor en tijdens de oorlog. Op www. pudv.nl wordt daar onder Extra’s > Vluchtelingen ook uitgebreid op ingegaan. Hij zei ondermeer het volgende:

“Al in de eerste decennia van de vorige eeuw gingen vele tienduizenden Joden uit Oost-Europa op de vlucht voor het antisemitisme daar. Ze kwamen vooral terecht in Frankrijk en België en, in iets mindere mate, Nederland.

In het begin van de Eerste Wereldoorlog kreeg Nederland een andere vluchtelingenstroom te verwerken. Vlaanderen lag in de frontlinie en in het najaar van 1914 vluchtten 1 miljoen Belgen ­– zo’n kwart van de Belgische bevolking – naar hier. Het zal geen verwondering wekken dat het opvangen van een miljoen vluchtelingen grote problemen met zich mee bracht. Huisvesting, voedselvoorziening, allerlei spanningen. In samenwerking met de Duitse bezettingsmacht in België werd al vrij snel een repatriëringsplan ontwikkeld en na ruim een half jaar waren circa 900.000 Belgen weer vertrokken. Ongeveer 100.000 bleven er hier tot het einde van die oorlog.

In de jaren dertig zwol de stroom van Joodse vluchtelingen naar West-Europa steeds sterker aan. Het aan de macht komen van de nazi’s in ’33 gaf een sterke impuls, de inlijving van Oostenrijk bij Duitsland, de Anschluss, in maart ’38, en de Kristallnacht in november van dat jaar eens te meer. Meteen na de Anschluss ontketende Adolf Eichmann een golf van grof geweld tegen de Joden in Oostenrijk.

Weinig landen kunnen met enige trots terugkijken op hun vluchtelingenbeleid van toen, en helaas zijn er, naast duidelijke verschillen, ook allerlei wrange parallellen tussen toen en nu.

Nederland

Nederland verscherpt in mei 1934 zijn toelatingsbeleid. Het vreest overspoeld te raken door vluchtelingen uit Duitsland, maar wil vooral het voor de handel belangrijke buurland niet voor het hoofd stoten. Volgens het aangescherpte beleid worden Duitse Joden alleen nog tijdelijk in Nederland toegelaten, en anderen helemaal niet meer, tenzij ze kunnen aantonen in acuut levensgevaar te zijn. Vanaf mei 1938 wordt voor Duitse (en dus ook Oostenrijkse) Joden geen uitzondering meer gemaakt. Nederland stuurt vluchtelingen zoveel mogelijk terug, liefst al aan de grens. Nog steeds is acuut levensgevaar de enige uitzonderingsgrond, en die wordt strikt geïnterpreteerd. Zo wordt dreigende opsluiting in een concentratiekamp niet als reden beschouwd om iemand toe te laten.

De maatregelen blijken in de praktijk moeilijk te handhaven: ondanks de inzet van extra grensbewakers blijven er vluchtelingen het land binnenkomen en het is nog niet zo eenvoudig ze op te sporen en weer terug te sturen. Nog zo’n 10.000 Joden vinden een heenkomen naar Nederland. Geen veilig heenkomen, zo zou helaas blijken.

West-Europa

Frankrijk en België voeren een soortgelijk beleid als Nederland. Denemarken laat welgeteld 3000 Joodse vluchtelingen toe. Zwitserland laat wel politieke vluchtelingen toe, maar probeert Joodse vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk te weren. Het vraagt zelfs aan Duitsland om de paspoorten van Duitse en Oostenrijkse Joden van een J te voorzien om het allemaal wat gemakkelijker te maken. Het neutrale Zweden laat tot het begin van de oorlog slechts 3000 Joden toe, maar wordt tijdens de oorlog ruimhartiger, waar vooral Noorse en Deense Joden baat bij hebben. Ierland laat alleen 250 Joodse kinderen toe. Na de oorlog zijn Joden daar ook niet welkom, zoals een minister verklaarde, “omdat dit antisemitisme met zich mee kan brengen”.

Voor het begin van de oorlog proberen meer dan 500.000 Joden toegang te krijgen tot Groot-Brittannië, maar worden er slechts circa 80.000 toegelaten – en dat voornamelijk omdat de Joodse gemeenschap toezegt alle kosten voor hun huisvesting en levensonderhoud op zich te nemen.

Conferentie

In juli 1938 wordt in het Franse Évian een conferentie gehouden over de vluchtelingenproblematiek. Daar zijn vertegenwoordigers van 30 landen en ruim 30 particuliere hulporganisaties. De conferentie levert nauwelijks iets op. Groot-Brittannië weigert zijn toelatingsbeleid te versoepelen en ook de Verenigde Staten willen niet veel ruimhartiger worden. Waarop de andere landen besluiten dat ook niet te doen.

Het Britse parlement besluit zelfs helemaal geen Joodse vluchtelingen meer toe te laten, op 10.000 Joodse kinderen uit Duitsland en 669 kinderen uit Tsjechoslowakije na. Hun ouders kregen echter geen visa en de meesten van hen werden vermoord.

Coulanter

Slechts enkele Europese landen zijn wat coulanter. Naast Turkije zijn dat opmerkelijk genoeg Spanje en Portugal. Opmerkelijk, want de Spaanse dictator Franco is een maatje van Hitler, en ook Portugal heeft een fascistische dictatuur. Het is weliswaar geen officieel beleid om Joodse vluchtelingen weinig in de weg te leggen, maar dat is wel de praktijk. Enkele Portugese diplomaten spannen zich zelfs (in tegenspraak met het officiële beleid) bijzonder in om Joden van visa te voorzien.

Noord- en Latijns-Amerika

Ook buiten Europa houden veel landen hun grenzen grotendeels dicht.

De meeste landen in Latijns-Amerika laten tussen het einde van de Eerste Wereldoorlog en 1933 vele immigranten toe, onder wie ook zo’n 175.000 Joden. Maar als de vluchtelingstroom op gang komt, wordt het toelatingsbeleid strenger. Tussen 1933 en 1945 worden in totaal 84.000 Joden toegelaten.

Canada laat welgeteld 5000 Joodse vluchtelingen toe, en dat alleen nadat de Joodse gemeenschap heeft toegezegd de kosten van huisvesting en levensonderhoud op zich te zullen nemen.

De Verenigde Staten hanteren strenge immigratiewetten en -quota. De VS weigeren in principe een visum aan alle potentiële immigranten die waarschijnlijk niet zelf in hun onderhoud kunnen voorzien. Dat betekent dat arme Joden het land niet in komen, en velen die niet arm wáren zijn door de nazi’s van nagenoeg al hun bezittingen beroofd.

Tot 1938 maken de VS de quota zelfs niet helemaal vol. Alleen hier heeft de conferentie in Évian enig effect. Van 1938 tot en met 1941 laten de VS 124.000 Joodse vluchtelingen toe, 31.000 per jaar. De jaren daarvoor waren dat er ongeveer 20.000. Maar ook 31.000 is maar een fractie van het totaal aantal aanvragen.

Paralellen

Ik sprak van wrange parallellen. Het dichtspijkeren van de grenzen is er daar natuurlijk een van. Landen konden in ’38 in Évian geen verdeelsleutel afspreken, en kunnen ook nu niet met elkaar tot een oplossing komen.

Ook in de argumenten voor het sluiten van de grenzen zijn overeenkomsten. Groot-Brittannië sloot in ’38 zijn grenzen nagenoeg volledig omdat het bang was dat spionnen en saboteurs zich onder de vluchtelingen zouden mengen; nu is er de vrees dat terroristen dat doen. De economische crisis werd toen en wordt ook nu aangevoerd als argument. Gezegd moet worden dat die van de jaren dertig heftiger was en dat de werkloosheid toen hoger en het gemiddelde levenspeil een stuk lager lag dan nu.

En dan de aantallen. Het aantal Joden dat eind jaren dertig een toevluchtsoord zocht lag waarschijnlijk zo rond de 1 miljoen – vele anderen hadden zelfs niet de middelen om te vluchten. Kijken we nu naar Syrië, dan zien we dat er zo’n vijf miljoen naar het buitenland zijn gevlucht (naast nog eens 7 miljoen die binnenlands op de vlucht zijn). De grote meerderheid, zo’n 90%, van die vluchtelingen wordt in de regio opgevangen (en Europa behoort daar alle mogelijke steun voor te geven). Goed, er zijn ook vele vluchtelingen uit andere landen, maar laten we nu eens zeggen dat Europa er in totaal 2 of 3 miljoen zou moeten herbergen. Kunnen we dat niet aan? Zou Nederland geen 200.000 of 300.000 vluchtelingen aankunnen?

Haalbaar

De geschiedenis leert anders. In de Eerste Wereldoorlog konden we 100.000 Belgen opvangen, en enige tijd zelfs een miljoen. Tussen 1945 en 1968 kwamen er ruim 300.000 migranten en repatrianten uit onze voormalige kolonie Nederlands-Indië. In de jaren tachtig en negentig kwamen er eerst tienduizenden uit Somalië, Iran en Afghanistan, en vervolgens nog veel meer uit onder andere voormalig Joegoslavië en Irak. In de periode 1991-2000 kwamen er in totaal 345.000 asielzoekers naar Nederland.

Nee, dat ging niet zonder problemen, vooral niet op het punt van de huisvesting en spanningen die daaruit voortvloeien. Ik wil dat zeker niet bagatelliseren. Het vraagt een grote inspanning om de opvang in goede banen te leiden, maar hoe je het ook wendt of keert, we zijn nog steeds een relatief zeer welvarend land en we moeten die inspanning kunnen leveren.

Dat daar nu zo moeilijk over wordt gedaan, doen is niet om de aantallen vluchtelingen of hun herkomst, denk ik; het is mijns inziens uit angst voor moslims en de islam, die opzettelijk ís en wórdt aangewakkerd.

Afsluitend: ik geloof niet dat Europa haar grenzen volledig kan opengooien. Dat zou tot een complete ontwrichting kunnen leiden. Maar we kunnen mensen die vluchten voor oorlog en ander geweld niet in de kou laten staan. Terugkijkend naar de jaren dertig zou ik zeggen: zo wil je als land niet de geschiedenis ingaan.

St Louis tekst

Achterkant van de ansichtkaart hierboven: verstuurd vanaf het schip de St. Louis, afgestempeld op 6 juni 1934 in Kopervik, Noorwegen. Het stempel vermeldt Norwegen-Fahrt des B.N.S.D.J. (Bund National-Sozialistischer Deutscher Jugend).
Dit schip verlaat jaren later, op 13 mei 1939, de haven van Hamburg met bestemming Cuba. Aan boord zijn ruim 900 Joden, die het Hitler-regime ontvluchten. In Cuba, de Verenigde Staten en Canada worden de vluchtelingen niet toegelaten. Het schip, dat de bijnaam Schip der Verdoemden zou krijgen, keert terug en zet de Joden in het nog niet bezette Antwerpen aan land. 254 van de opvarenden werden in nazi-kampen vermoord.